Kop logo vom Himmel hoch
Home - Archief - 9 mei 2003, Lebuïnuskerk van Deventer

Archief

9 mei 2003

Verslag Dan Sus Dan So in de Lebuïnuskerk van Deventer

Het eerste concert in de zomerserie van de stichting Vom Himmel hoch speelde zich af in de Grote of Lebuïnuskerk van Deventer. Hoewel de opkomst van het openingsconcert lager was dan anders was er sprake van een artistiek hoogtepunt in het bestaan van de stichting.

In de afgelopen winterserie hebben we voor het eerst geprobeerd om uitvoeringen vanaf verschillende locaties in de kerk te laten plaatsvinden. Zo klonk het orgel en de sopraan meestal vanaf de andere kant van de kerk dan de overige uitvoeringen in het koorgedeelte. Nu we in de zomer de grotere kerken van de regio aandoen willen we het mogelijk maken met de verschillende sub-locaties van de kerk kennis te maken.

Na een welkomswoord in de ‘kapel’ van de kerk, een transept tegenover de ingang, werden de bezoekers verzocht op te staan en zich naar het orgel te verplaatsen. De vaste bespeler, Jan Kleinbussink , speelde hierop een werk van -hoe kan het anders- Jan Pieterszoon Sweelick. Deze beroemde componist groeide in Deventer op en werd gedoopt in de naastgelegen Oude Mariakerk. Later zou Kleinbussink enkele werken spelen van Vincent Lübeck en Felix Mendelssohn. Van deze laatste speelde hij o.a. de orgelsonate over het koraal: "Aus tiefer Not schrei Ich zu Dir". Hetzelfde werk stond vorig jaar op het programma tijdens het concert in Windesheim op 14 september, waar Ab Weegenaar de vertolker was.

Na het orgelspel verplaatste het gezelschap zich in de richting van het koor van de kerk, waar Gregoriana een Introïtus liet horen. Vanuit deze plaats kwam de resonantie van de kerk op een bijzondere manier tot zijn recht. De zang zwierf uit over de ruimte, waarbij de typische gregoriaanse versmelting van zang en kerkruimte weerklonk. Meteen na het Introïtus werd het gregoriaans voortgezet in de kapel, waar het publiek weer op de ‘vaste plaatsen’ kon gaan zitten. In deze ruimte klonk het gregoriaans weer anders: scherper en gearticuleerder.

De poëzievoordracht van Celestine Raalte , van Surinaamse afkomst en schrijvend en voordragend in het "Shranan", de oude slaventaal van Suriname, sloot mooi aan op de ‘devote cultuur’ van het gregoriaans en de orgelmuziek. Bijzonder was de ode aan de "Indiaanse moeder" die ze bracht, waarmee ze haar voorouders en de "heilige jachtgronden" waarop zij leefden eer bewees. Hoewel de Nederlandse vertalingen waar ze haar voordracht steeds mee begint al boeiend zijn, komen haar gedichten pas echt tot hun recht in het "Shranan", dat voor Nederlandse oren zo zangerige en expressief.

Het vioolspel van Anna Wiersum volgde op de Surinaamse voordracht. Zij zette meteen stevig in met de derde partita van Johann Sebastian Bach, die zelf, behalve orgel, ook zeer goed viool heeft gespeeld. De compositie leent zich erg goed voor de ruimte, wat misschien te maken heeft met het feit dat Bach zelf een groot deel van zijn werkzame leven tussen de kerkmuren heeft doorgebracht. Zelfs de kleinste en zachtste wendingen zijn voor het publiek nog scherp te horen. Ook het werk van Telemann, waarmee Anna Wiersum besluit, heeft deze eigenschappen. Het is een gelukkige keuze geweest om de soloviool in de concertreeks op te nemen.

Het ensemble Cercamon maakte het palet aan muzikale tradities compleet. Al zingende kwam het gezelschap tussen het publiek door binnengelopen, waarmee opnieuw op een bijzondere manier gebruik werd gemaakt van de ruimte. De zes vrouwen vertolkten een oude lofzang op Maria uit de literatuur van de Moderne Devotie. Zij brachten hiermee een verrassende gewijde sfeer in de kerk. Hoewel de muziek vaak eenstemmig is wijkt zij toch sterk af van het gregoriaans. Na de muziek van de Moderne Devotie zijn ook enkele liederen van Hildegard von Bingen (1098-1179) gezongen. Alles bij elkaar een prachtige verrijking van de verschillende ‘devote tradities’, die thuishoren bij de Dan Sus Dan So-avonden.

Nadat Cercamon de liederen van Hildegard von Bingen gezongen had verplaatsen de aanwezigen zich weer naar het orgel. Als dan na het stuk van Mendelssohn de slotakkoorden hebben geklonken, klinkt er een hard applaus dat de matige opkomst lijkt te willen compenseren. Ongetwijfeld zullen de aanwezigen aan anderen vertellen wat zij gemist hebben.

Zwolle, 10 mei 2003

Harm Jan Wilbrink