Kop logo vom Himmel hoch
Home - Kerken in verval (6), Lebuïnuskerk Deventer

Naar de Task Force Kerkgebouwen

Kerken in verval (6), Lebuïnuskerk Deventer
Bakstenen vallen van de Lebuïnuskerk

Reformatorisch Dagblad, 2 februari 2007

De landelijke Taskforce Toekomst Kerkgebouwen, een stichting die zich inzet voor het behoud van kerken, luidt de noodklok. De stichting roept de mogelijke coalitiepartners op afspraken te maken over een deltaplan voor de toekomst van de kerkgebouwen in Nederland. Honderden kerken zijn sterk in verval en dreigen gesloopt te worden. „De situatie is zeer urgent.” In deze serie een impressie.

DEVENTER - IJzeren hekken staan in brede kring om de toren van de Grote of Lebuïnuskerk in Deventer. Er kan immers zomaar een baksteen naar beneden vallen. Geld om de toren te restaureren, is er nog niet.

De kerktoren -62,5 meter hoog- bepaalt sinds de vijftiende eeuw het stadsgezicht van Deventer. Op deze plaats legde bisschop Bernhold van Utrecht in 1040 de eerste steen voor een grote romaanse basiliek. Weinig is er nog te zien van het oorspronkelijke bedehuis: alleen de crypte, de koorsluiting, vier pijlers en een paar muren.

Het zijn vooral gedeelten uit latere eeuwen die een opknapbeurt nodig hebben. Kosteres Anne-Marleen Hulsebos -zelf niet kerkelijk- wijst naar de grafzerken op de vloer van de kerk. Daarin zitten scheuren; sommige verzakken. „Bij een eerdere restauratie zijn de graven geleegd en is er zand weggehaald. Ook spoelt er zand weg als we de zerken vier keer per jaar met water laten reinigen. Ze verzakken en krijgen steeds meer scheuren.”

Ook het gebruik van de kerk door huurders gaat ten koste van de grafzerken. Hulsebos: „De protestantse gemeente van Deventer telt drie kerkgebouwen en zo’n 1500 betalende leden. Dat is te weinig om de kosten te dekken. Daarom exploiteren we de Grote Kerk, bijvoorbeeld voor kooruitvoeringen, kerst- en boekenmarkten. Wel gaan we steeds selectiever te werk. Reed men vroeger met een tractor de kerk in, nu zijn alleen nog handkarren met luchtbanden toegestaan.”

Ondanks deze maatregelen, zullen de opschriften van de grafzerken binnen vijftig jaar niet meer te zien zijn. „Door slijtage worden ze onleesbaar. Daar is niets meer aan te doen.”

Behalve de grafzerken zijn ook de wandschilderingen toe aan restauratie. Een Christushoofd met doornenkroon, het Lam Gods, de aartsengel Michaël - er is weinig meer van te zien. Op een gewelf staat de Noorse heilige Sint-Olaf. Een bezoeker loopt hem zo voorbij.

Binnen twee jaar moet daar verandering in komen. De protestantse gemeente sleepte een overheidssubsidie van 1,3 miljoen euro binnen, waardoor de herstelwerkzaamheden in mei van start kunnen gaan. Zelf moet ze zorgen voor een bedrag van zo’n 3 ton.

In de kerk, waar in de zeventiende eeuw de dichter Jacobus Revius predikant was, zijn eerst de wandschilderingen aan de beurt. Tien restaurateurs werken onafgebroken aan het herstel van de afbeeldingen. In Nederland zijn onvoldoende specialisten die dit werk in de vingers hebben. „Daarom hebben we ook mensen uit België en Italië aangetrokken”, zegt Hulsebos. „Heel spannend. Ze zullen vast prachtige verhalen over hun werkzaamheden kunnen vertellen.”

Dan de grafzerken. Om scheuren en verzakkingen tegen te gaan, storten de restaurateurs nieuw zand onder de stenen vloer. Ook aan de 11e-eeuwse bakstenen vloer op het hoogkoor moet wat worden gedaan. Hulsebos denkt aan een grote glazen plaat, die de kwetsbare rode en grauwe stenen kan beschermen. Erover lopen mag nu niet meer. „Koren zouden hier heel graag willen staan. Dit is akoestisch gezien de beste plaats in de kerk.”

Het hek om de toren van de Lebuïnuskerk blijft voorlopig staan. De toren is van de burgerlijke gemeente.

Dit is het laatste deel in een zesdelige serie over kerken die sterk in verval zijn en/of bedreigd worden door de slopershamer. Zaterdag een interview met Michel Hek en Gonda Neddermeijer, die kerkelijke gemeenten adviseren bij de herbestemming van kerkgebouwen.